De Tour de France 2019 is nog maar een paar dagen oud en toch heb de naam van deze Nederlandse renner uit het begin van de jaren 70 al een paar keer voorbij horen komen op radio en tv. En bovendien stond hij afgelopen winter in de belangstelling omdat hij oud-bokser Rudi Lubbers hielp om in Nederland zijn leven weer een beetje op de rit te krijgen.
Ik heb het over Rini Wagtmans. Toen Mike Teunissen afgelopen zondag en maandag de eerste Nederlander sinds 30 jaar was in de gele trui, kwam Rini’s naam voor in het rijtje in de krant en op tv van de 17 landgenoten die ooit ‘in het geel’ hebben gereden. En hij werd genoemd als ploeggenoot van Eddy Merckx, die tijdens de Grand Depart in Bruxelles uitgebreid in de belangstelling stond omdat hij vijftig jaar terug z’n eerste Tour de France won.
Ik lees op dit moment het boek ‘Ongekend - Rini Wagtmans, van straatjongen tot ridder’ van Peter Ouwerkerk. Mijn belangstelling voor de man die destijds zo herkenbaar was aan de witte bles in zijn flinke krullenbol dateert uit een periode die ook in het boek wordt beschreven. In 1973 kreeg de toen pas 26-jarige Rini hartproblemen en moest hij zijn wielercarriëre noodgedwongen beëindigen. Hij had niet veel geld, maar mede dankzij steun van zijn wieler-collega’s en -concurrenten en een actie van zijn supportersclub kon hij een nieuwe stap zetten in zijn leven: het beginnen van een manege met een kleine twintig rijpaarden. Dié manege lag pal naast de camping waar wij in de jaren zeventig zomer-na-zomer tijdens onze weekenden verbleven: de camping naast Bosbad Hoeven.
Zonder dat mijn familie, vriendjes en ik wisten waarom die beroemde wielrenner een manege was begonnen kwamen we daar af en toe paardrijden. Grappig is dat hij het in het boek uitgebreid heeft over die tijd. ‘De manege heeft mijn leven gered’, zegt hij onder meer. ‘Ik heb zo veel plezier en genegenheid gekregen van die paarden, on-ge-kend’, citeert het boek hem. ‘En ook die kinderen maakten me zielsgelukkig’.
Natuurlijk waren wij maar een paar van de vele honderden kinderen, maar toch vond ik het bijzonder om te lezen. ‘Het was een soort therapie voor mij: eerst maar eens wat presteren, niks verdienen, iets opbouwen en dan pas denken aan iets concreets’, zegt hij tenslotte over die periode.
Nadat hij een paar jaar later was hersteld maakte hij weer een overstap van zijn manege naar de sport van het ‘stalen ros’ en werd hij zelfs nog bondscoach van de Nederlandse renners. Ook was hij een succesvol zakenman. Tegenwoordig is hij Honorair Consul van de republiek van Kazachstan en adviseur van de Kazachse wielerploeg. Maar het boek vermeldt niet of dat hem net zo gelukkig maakt als die manege waar ik destijds heb leren paardrijden. En voor de goede orde: ik heb niet leren fietsen van Ankie van Grunsven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten