donderdag 30 mei 2019

Goedheid

Dat het gemiddelde kantoor van vandaag de dag niet te vergelijken is met dat met van pakweg dertig jaar geleden is voor iedereen duidelijk. Sinds bijvoorbeeld de pc, tablet en smartphone hun intrede hebben gedaan is niet alleen de manier van werken drastisch veranderd, maar ziet de werkomgeving er ook heel anders uit dan toen. Bureau’s met stapels papier (waarvan de eigenaar dan beweerde dat hij donders goed wist in welke stapel welke stukken lagen) behoren tot het verleden, want vandaag de dag wordt vrijwel alles digitaal bewaard. Wat overigens niet per definitie betekent dat stukken nu eerder gevonden worden...

Ook is - vooral sinds het fenomeen ‘flexibel werken’ - de werkomgeving veranderd. Omdat mensen geen vaste werkplekken meer hebben zijn er bijvoorbeeld nergens meer fotolijstjes met partners, kinderen of kleinkinderen op bureau’s te vinden. Dat maakt zo’n werkplek wat onpersoonlijker, maar aan de andere kant wordt er op kantoor veel aan gedaan om juist een meer huiselijke sfeer te creëren.
Zo hebben wij op onze afdeling regelmatig bijeenkomsten in ‘De Huiskamer’ (waar een forse huiskamertafel staat en een groot tv-scherm aan de muur hangt), staan de koffiemachines in een heuse ‘Keuken’ (met vaatwasser, koelkast en kasten vol servies) en heeft een knusse vergaderhoek al snel de koosnaam ‘De Caravan’ gekregen (overigens ook omdat de kussens op de banken dezelfde beroerde kwaliteit hebben als die van een goedkope huurcaravan).
Wat het ook huiselijk maakt is dat er in de keuken een fruitmand en een schaal met broodjes staat (waar tegen betaling gebruik van kan worden gemaakt) én dat er met enige regelmaat koekjes, cakejes en andere lekkernijen worden neergelegd voor wie er trek in heeft.

Omdat ook ik mijn zwakheden heb maak ik weleens gebruik van deze gratis service. Dus toen ik deze week mijn bekertje warm water in de keuken neerzette zag ik naast het bakje met theezakjes een doosje staan waarin ik verwachtte snoepjes aan te treffen. Maar toen ik het opende bleek het vol te zitten met opgerolde papiertjes én een pincet. Het was de bedoeling dat men met het pincet een willekeurig rolletje papier pakte om daarna de daarop geschreven tekst ter harte te nemen. Eigenlijk net zoals met de welbekende ’fortune cookies’.

Voorzichtig pakje ik een papierrolletje tussen de anderen vandaan en las ik ‘Ga niet uit van iemands aangeboren goedheid, want misschien heeft hij die wel niet’.
Tja, wat moest ik daar nou mee. Ik stopte het rolletje terug, pakte mijn thee en liep naar mijn werkplek. Nét voor ik de keuken verliet zag ik een bordje staan met nog één choco-sprits erop. Ik beweer niet dat ik die normaliter had laten liggen, maar nu twijfelde ik in ieder geval geen moment. Want gemakshalve ga ik er maar van uit dat anderen niet op de hoogte zijn van mijn aangeboren goedheid...



donderdag 23 mei 2019

De open deur

We hadden geen zin gehad om vooraf een kaartje te kopen. En die zouden trouwens best duur zijn geweest. Maar toen het optreden op het punt van beginnen stond was het toch bij ons gaan kriebelen. Want we wilden toch wel iets van de hysterie meekrijgen. En gelukkig hadden we een deur gevonden ie een klein stukje open stond. We tuurden naar binnen en zagen wat nog maar kort geleden door vele miljoenen tv-kijkers was aanschouwd. En jury's uit verschillende hoeken van Europa hadden ‘douze points’ gegeven. Een eindje van ons vandaan stond op het podium: de winnaar van het Eurovisie Songfestival!

Voor de goede orde: ik heb het over 1975, de locatie was de Bosbadhal naast de Brabantse camping Hoeven en het liedje dat we dankzij de open deur hoorden heette ‘Dinge-dong’. Ik was veertien en mocht sinds een paar jaar het songfestival uitkijken tot en met de puntentelling (onder het motto ‘nog even op, totdat vader zei vooruit naar bed’). Twee jaar ervoor had ik Cliff Richard nét niet zien winnen (met ‘Power to all our friends’) en vorig jaar was ik dankzij onze zwartwit-tv getuige geweest van de doorbraak van Abba.

Wat is dat een tijd geleden! En toch weet ik me nog veel te herinneren. Zonder nu Wikipedia te raadplegen weet ik nog dat Will Luikinga en Eddy Ouwens het liedje hadden geschreven. Luikinga was een half jaar ervoor gestopt als diskjockey op radiopiraat Veronica en Ouwens zou twee jaar later zélf ‘I remember Elvis Presley’ zingen. ‘Arcade’  was toen - net als K-tel - nog een platenmaatschappij die verzamel-elpees uitbracht. En het zal net in die periode zijn geweest dat m’n ouders m’n zus en mij vertelden dat we in het najaar een broertje (of zusje) zouden krijgen...

Sindsdien heeft Nederland enkele aardige pogingen gedaan om nogmaals te winnen (Anouk, Common Limits), maar is het een open deur als ik zeg dat we - in mijn ogen - vooral veel verschrikkelijks ten tonele hebben gebracht? Tót afgelopen vrijdag. Net als velen had ik alle vertrouwen op een goede afloop en we zijn er maar weer eens ouderwets goed (en lang) voor gaan zitten, met een drankje en bittergarnituur op tafel. En na een spannende puntentelling was het inderdaad zo ver! Duncan Laurence won!

Toch ga ik niet - zoals 44 jaar terug bij ‘dinge-dong’ dus wel het geval was - door de kier van een deur kijken als ik almaar ‘Aaah-aaah’ hoor. Want het zou de songfestivalwinnaar kunnen zijn, maar voor het zelfde geld ben ik getuige van heel iets anders...




donderdag 16 mei 2019

Ons beest

Vorig jaar zomer schreef ik een stukje over het boodschappenkarretje waarop ik een krat had gemonteerd, zodat we daarmee onze oude viervoeter Moos konden vervoeren. Dat werkte best goed en bleek echt nodig, vooral omdat het een loeihete zomer was en oude dieren daar - net als oude mensen - niet goed tegen kunnen.

Inmiddels zijn we bijna een jaar verder en in tegenstelling tot wat ik destijds verwachtte is onze nu 16-jarige jack-russel still going str... eeeh... still going. Wilma zei me laatst dat ze vond dat het vorig jaar opgepimpte boodschappenkarretje nu niet meer zou voldoen, en daarin gaf ik ze gelijk. In het kratje kon onze Moos alleen maar (scheef) zitten, en dat houdt hij niet lang meer vol. Ze besloot via Facebook te vragen of er iemand een wandelwagentje voor hondjes had en kreeg tot onze verrassing snel antwoord. In Scheveningen was een aardige mevrouw van wie we een zo-goed-als-nieuw wagentje zó konden overnemen.

Dus reden we afgelopen zaterdag naar de kapperszaak waar ze werkte, met een mooie bos bloemen. Toen we de zaak binnenliepen dacht ze waarschijnlijk in eerste instantie dat ik voor een permanentje kwam, maar al snel realiseerde ze zich dat wij ‘die van het hondenwagentje’ waren. En na een uitgebreide toelichting (inclusief een demonstratie van de airbag, cruisecontrol en winterbanden) gingen we terug naar huis, waar we Moos meteen in zijn nieuwe voertuig hesen. Zoals altijd in zijn inmiddels hele lange leven liet hij zich gedwee in het karretje zetten. Ook tijdens het korte ritje dat we maakten gaf hij geen kik. Ik verdenk hem ervan dat hij eigenlijk een zachtaardige Dobermann in de huid van een felle jack-russel is.

We hopen dat ons huisdier deze zomer nog dankbaar gebruik kan maken van zijn nieuwe voertuig, in de late herfst van z’n leven. Vorig jaar noemde ik het kleine karretje de Moos-mobiel. Is dit luxere exemplaar nu dan de Moos-mobiel 2.0? We kunnen de robuuste kar natuurlijk ook vernoemen naar de gepantserde auto van de Amerikaanse president: The Beast!
Dan ga ik - al ben ik geen Beauty - deze zomer graag met The Beast op stap.


donderdag 9 mei 2019

Tampesta en arepuls

Op de ochtend voor vertrek richting Italië stond ik voor de spiegel in de badkamer en riep ik dat we de tandpasta niet moesten vergeten mee te nemen. En terwijl ik daarna m’n tanden stond te poetsen realiseerde ik me dat ik dat woord eigenlijk heel raar uitspreek. Ik zeg zoiets als ‘tampesta’ en moet dus blij zijn dat mijn omstanders me tóch begrijpen. Er zijn meer van die woorden, bedacht ik me toen. Ik hoor mezelf bijvoorbeeld regelmatig ’arepuls’ zeggen. Niet zo maar vanuit het niets (dan zou ik me pas écht zorgen gaan maken), maar tijdens het avondeten (‘dit zijn lekkere arepuls’) of bijvoorbeeld als we boodschappen doen (‘hebben we ook arepuls nodig Wilma?’).

Ach, ik hou dit nou al meer dan vijftig jaar vol, en tot op heden wordt ik meestal vrij aardig begrepen. Dus dit ga ik echt niet meer veranderen. Het steevast verkeerd benoemen van worteltjes en boontjes is trouwens ook zo’n hardnekkig mankement. Weten dat die oranje dingen wortels zijn en ze tóch boontjes noemen, net zoals er mensen zijn die rechtsaf zeggen als ze weten dat ze linksaf bedoelen.
Nu ik er - terwijl ik m’n tandenborstel inmiddels had neergezet en begonnen was met scheren - over stond na te denken herinnerde ik me ook weer dat ik als kind moeite had met ‘kraan’ en ‘kraam’. Ik vergiste me niet bij het gebruik van die zelfstandige woorden, maar bij bijvoorbeeld marktkraaM, hijskraaN, kraaMkamer, kraaNvogel, KermiskraaM en KraaNmachinist moest ik altijd even goed nadenken, om te voorkomen dat ik onzin zou uitkranen.

Overigens levert mijn spraakgebrek ten aanzien van arepuls en het door elkaar halen van worteltjes en boontjes in de praktijk tegenwoordig weinig problemen op. We gebruiken een zelfscanner in de supermarkt en kopen ze bijna nooit op de markt bij een groentenkraan.


donderdag 2 mei 2019

Agressie en devotie

‘Wat een ellende en paniek was er vroeger toch altijd!’, zei Bastiaan tegen me toen we samen de vele grote schilderijen in de Basislica di Santa Maria Novella bekeken. Dit jaar bracht onze vader-zoon trip ons naar Florence en Pisa, waar we niet alleen wandelden, aten, dronken en sliepen maar ook musea en kerken bezochten.
‘Alweer gelazer en paniek!’ werd de running gag tijdens onze bezoekjes aan de bezienswaardigheden in Florence (het Palazzo Vecchio en de Cattedrale de Santa Maria del Fiori met de beroemde Koepel) en Pisa (de Duomo Santa Maria, met de volgens heel-velen fotogenieke toren ernaast). Op vrijwel alle (vaak enorme) schilderijen zagen we wenende (vaak halfblote) vrouwen, vechtende mannen, paarden die mensen vertrapten, alom bekende scenes van gekruisigden en brandende gebouwen, vaak vanuit de lucht gadegeslagen door hele hordes engelen. 
‘Vroeger was alles beter’, plegen mensen vaak te zeggen. Maar als Facebook en Instagram in die tijden hadden bestaan waren de meeste destijds gemaakte afbeeldingen niet langs de censuur gekomen. Wat een agressie!


Tijdens de treinreis van Florence naar Pisa las ik het ebook Sapiens over het ontstaan en de ontwikkeling van de mensheid, waarin wordt uitgelegd dat ‘wij als Homo Sapiens’ dankzij sluwheid en agressiviteit de andere mens-soorten (zoals neanderthalers) honderdduizenden jaren geleden naar de eeuwige jachtvelden hebben gestuurd. 

Terwijl ik dit las ging aan de andere kant van het gangpad een monnik zitten. Langzaam, rustig en devoot pakte hij wat uit zijn tas. Het was een oude bijbel met een leren omslag. Hij sloeg het open en ik kreeg een binnenpretje. Hij ging dus ook lezen over de geschiedenis van de mensheid. Maar het was wel het andere verhaal. De dunne bladzijden van zijn bijzondere boek bevatten fantastische, maar soms ook gruwelijke verhalen, die in groot contrast staan met wat ik in mijn ebook las. 

Een paar minuten voor de trein stopte op Pisa Central stopte de monnik zijn bijbel weer in zijn tas, stond hij op en liep hij weg. En toen de trein uiteindelijk stopte en Bastiaan en ik waren uitgestapt hoorden we iemand achter ons een fiets uit de trein tillen en op het perron zetten. Het was onze buur-monnik. Hij zette een honkbalpetje op, stapte op zijn fiets en zigzagde over het perron tussen de mensen door richting de station-trappen.
‘Tja, onze lieve heer heeft nou eenmaal rare kostgangers’, zou m’n moeder in zo’n geval zeggen. Dát is waar, maar staat volgens mij noch in zijn bijbel noch in mijn ebook.