donderdag 21 december 2017

Wally is gevonden

Toen het vorige week zulk winters weer was kozen mijn zoon en ik er drie dagen voor om niet met de fiets naar school en werk te gaan, maar samen naar het metrostation te lopen en daar ieder een metro richting oost (school) en west (werk) te nemen.
Tijdens een van die metroritten zat er schuin tegenover mij een stevige échte Rotterdamse, die via het microfoontje van haar 'oortjes' hardop een telefoongesprek begon te voeren.
'Haai, met Nelleke', begon de vrouw, die - ik weet het vrijwel zeker - door al haar kennissen Nel wordt genoemd. Dit was namelijk al decennia lang geen Nelleke meer.

'Moets je horû!', ging ze verder, terwijl een vol metrostel gedwongen werd mee te luisteren. 'Wally is gevonden!'
Dat leek me goed nieuws. Wally vinden kan namelijk echt lastig zijn, maar mijn ervaring is dat als je maar lang genoeg zoekt je hem op een gegeven moment herkent aan z'n roodwit-gestreepte shirt en muts en aan z'n ronde brilletje.
'Ja ik hoor het ook net. Ik kom net uit ut ziekenhuis voor die ontsteking aan me smoel,' liet Nel daarna iedereen weten. Wat er aan de andere kant van de lijn gezegd werd weet ik niet, maar op een gegeven moment riep Nel iets als 'Nou ja, maar dan weet je ût!' in haar microfoontje en nam ze - tot opluchting van tientallen mensen - afscheid van haar gesprekspartner. Vrijwel direct erna tikte ze echter een nieuw nummer in en begon ze opnieuw letterlijk dezelfde riedel in haar smartphone te tetteren.
'Haai, met Nelleke' ('Hoi Nel').  'Moets je horû!' ('Zeg 't eens Nel'). 'Wally is gevonden!' (O fijn, nou gelukkig maar...). 'Ja ik hoor het ook net. Ik kom net uit ut ziekenhuis voor die ontsteking aan me smoel', waarna ze ook van deze kennis afscheid nam... én daarna wéér een nummer intikte, tot wanhoop van alle andere medereizigers. 
'Haai, met Nelleke' ('Hoi Nel'). 'Moets je horû!' ('Zeg 't eens Nel'). 'Wally is gevonden!'
Blijkbaar werd er vervolgens door haar gesprekspartner gevraagd wie in Godsnaam Wally was. En eerlijk gezegd was ook ik (net als veel van mijn lotgenoten) eigenlijk best nieuwsgierig geworden.
'Je weet wel, die teckel van de overkant!!' liet Nel iedereen weten, en aan haar verdere reactie te zien kreeg ze weinig begrip van degene aan de andere kant van de lijn, die - denk ik - net zo verbluft was door het onzin-telefoontje als alle metroreizigers. Het ging over de teckel van de overkant... Tóch ging de stevige Rotterdamse na een korte stilte weer onverstoorbaar door met haar standaardtekst van vandaag. 'Ja ik hoor het ook net. Ik kom net uit ut ziekenhuis voor die ontsteking aan me smoel'.
Ook het ziekenhuisbezoek was zo te horen nieuw voor deze derde gesprekspartner. 'Ik heb 'n wond die niet wil genezen en de dokter zegt dat dat ook komt omdat ik te veel rook', gaf Nel dit keer als extra informatie. De reactie van degene aan de andere kant van de lijn liet waarschijnlijk weinig te raden over, want Nel riep alleen nog 'Ach krijg ut lazurus!' en nam daarna vlot afscheid.
Ondertussen had de metro de halte bereikt waar ik eruit moest. Terwijl ik het perron op stapte stelde ik me voor dat wanneer Simon Carmiggelt nog had geleefd hij hier een heel mooie 'kronkel' over had geschreven. Wat hield me eigenlijk tegen om dit (als een soort van hommage aan deze nu 30 jaar geleden overleden schrijver) een keertje op m'n blog te schrijven?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten