donderdag 1 augustus 2013

In het groen

Onze tuin wordt het hele jaar door goed bezocht door allerlei gevederde vrienden. We krijgen niet alleen bezoek van duiven, mussen, merels, roodborstjes, eenden, reigers en kauwtjes, maar ook van Vlaamse gaaien en niet zo lang geleden zelfs een heuse buizerd (die door Wilma op de gevoelige plaat werd vastgelegd toen hij een spreeuw ter plekke ontleedde).

Nu we tijdens deze zonovergoten en warme julimaand op een camping op de Utrechtse Heuvelrug zijn neergestreken herinnert ons veel aan dat gefladder in onze tuin. Ik heb het dan niet alleen over de mussen die vanwege de hitte dood van het dak vallen en over de roodborstjes in het zwembad omdat er te weinig gesmeerd wordt, maar ook over vogels die om ons heen hippen terwijl we zitten te eten. Een aantal duiven en merels kwam Wilma zo bekend voor dat ze ze ervan verdacht dat ze onze caravan vanaf ons huis waren gevolgd. Op een gegeven moment zat er een ons onbekend exemplaar voor de voortent. Na een grondige studie besloten we dat dit waarschijnlijk een vink was.

Meer nog dan thuis hoor je hier vooral 's morgens en 's avonds al die verschillende vogels fluiten en kwetteren. Als waren we zelf trekvogels, gaan we er hier tussen al het groen regelmatig op uit om te genieten van alle flora en fauna. Dat doen we soms met de auto, maar ook wandelend of (in m'n eentje) hardlopend. Een paar dagen terug gingen Bastiaan en ik weer eens een eindje fietsen. Omdat onze vorige fietstocht was bekroond met een heerlijk ijsje op een terras in Leersum was het voor mij niet moeilijk geweest hem over te halen om weer mee te gaan. Dit keer koos ik echter een richting waar weinig tot geen terrasjes waren. Om niet als een stel blinde vinken de weg kwijt te raken had ik (naast GPS op m'n smartphone) een ouderwetse kaart gekocht. 

Na een klein uur fietsen dacht ik een goede terugweg naar de camping te hebben gevonden. Het pad dat we in fietsten bleek heel zanderig en heuvelachtig, maar we zetten door. Bastiaan had er alle vertrouwen in dat z'n pa de weg kende, maar ik moest m'n best doen om m'n twijfels (of moet ik zeggen lichte wanhoop) te verbergen. Hoe verder we kwamen, hoe beroerder het zandpad. Teruggaan was naarmate we verder liepen ook steeds minder een aantrekkelijke optie. Lange stukken legden we lopend af, onze fietsen door het mulle zand duwend. Maar tot mijn aangename verrassing mopperde mijn 13-jarige puberzoon nauwelijks. Zware kilometers verder kwamen we een meisje te paard tegen, die vertelde dat er in de wijde omtrek geen fietspad was, maar dat een stuk verderop een klein paadje door het bos richting de camping ging.

'Op de camping trakteer ik op een extra groot ijsje', beloofde ik m'n zoon. 'Pap, als ik het logo van de camping zie, zoen ik het!' antwoordde hij.
'Je moet maar zo denken Bastiaan' zei ik. 'Zo hebben we niet alleen een fietstocht, maar ook meteen een natuurwandeling gedaan'.
'Mooi, dan kan ik die ook van m'n lijstje afvinken' zei hij adrem.