Zaterdag fietsten we naar het bos, waarbij onze jack-russel Moos met ons meerende. Er stond een ijskoude oostenwind, maar gelukkig hadden we die op de heenweg in onze rug. In het bos aangekomen hadden we dorst. En terwijl de fietsers bedachten waar we onze warme chocomel zouden gaan nuttigen ging onze viervoeter zijn dorst lessen bij een vijver. Daarop lag een dun laagje ijs, maar verderop langs de kant was een wak waar zich wat eenden en ganzen hadden verzameld. Toen Moos merkte dat hij vanaf de kant met zijn tong niet bij het water kon komen stapte hij het vliesdunne ijslaagje op. ‘Moos, kom eraf!’ riep ik. Daardoor schrok hij, zette hij zich schrap en brak het ijs. Na veel geklauter over telkens afbrokkelende stukken ijs bereikte hij de kant. Resultaat: een drijfnat hondje bij een gevoelstemperatuur van min zeven en nog vele fiets- en renkilometers met een ijskoude tergenwind voor de boeg.
Nadat ik hem zich een beetje droog had laten rennen door tig keer een stok weg te gooien zijn we een cafeetje binnengegaan. Terwijl wij ons warmden aan een warme chocolademelk kon de hond op adem en temperatuur komen.
Ondertussen bedacht ik dat wanneer ik hem niet geroepen had, hij waarschijnlijk niet door het ijs zou zijn gezakt. Ze gebruiken niet voor niets het spreekwoord ‘geen slapende honden wakkermaken’. Of moet dat misschien zijn ‘roep je een hond van een dun laagje ijs, dan ben je eigenlijk niet wijs..”.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten