donderdag 13 september 2018

Vis

Mij bekruipt soms een heel gek soort jalouzie als ik mannen urenlang relaxed achter een vishengel zie zitten loeren naar hun dobber, met achter zich zo’n klein tentje of windschermpje en een mok koffie in de hand. Erg gek, want ik zou onmogelijk het geduld kunnen opbrengen om zo lang (bijna) niets te doen. Wat ongelooflijk saai! En toch zit ergens die onbegrijpelijke jalouzie. Zo van: ik wou dat ik die ‘rust’ kon vinden... Nou zit dat weinige geduld met vissen ook wel in onze familie hoor. Jaren terug heb ik op deze blog al eens beschreven hoe weinig spectaculair mijn herinneringen aan vissen in m’n jeugd waren... Nee, vissen vind ik maar saai. Alleen vissen bij nacht op zee lijkt me wel een bijzondere belevenis.

Vorig weekend fietste ik met m’n zoon naar m’n zus in Hendrik-Ido-Ambacht, die vertelde dat hun tuin op de schop gaat en dat daarom de vijver moet worden leeggehaald. Of ik soms interesse had in vissen voor in míjn vijver? Ondanks het feit dat we op de fiets waren en straks met de Fast Ferry weer terug zouden gaan naar ons huis antwoordde ik met een ja. M’n zwager pakte een schepnet en ging aan de slag. Het lukte hem echter niet om meer dan twee vissen uit de grote,nog volle vijver te scheppen. Maar wie het kleine niet eert... En je moet een gegeven vis natuurlijk niet... afijn: nadat hij de vissen in een klein, met water gevuld tupperware-bakje stopte moest eerst de hond de oranje beestjes van dichtbij bekijken, maar een uurtje later kon ik de visjes (wellicht wat zeeziek van het geschommel in m’n fietstas) 15 km verderop in ónze vijver gooien.

Precies een week later belde m’n zus met de mededeling dat ze nog meer vis had voor in onze vijver. Omdat ik pas ‘s avonds laat kon langskomen (nadat ik bij m’n ouders Nederland van Frankrijk had zien verliezen) en zus en zwager al vroeg in bed zouden liggen, spraken we af dat zij de vissen in een emmer voor de oprit zou zetten, zodat ik die kon overgieten in een emmer van mij. 
Dat zou toch moeten lukken, dachten we zo. In een tijd waarin het de mensheid lukt om bijvoorbeeld olifanten en potvissen (nee, geen pot vissen, maar potvissen) van de ene naar de andere kant van de wereld te brengen met een (Jumbo)jet moet het mij potvisverdorie toch ook lukken een emmer vissen 15 kilometer te vervoeren in m’n auto. Toch hadden Wilma en ik het minutieus voorbereid. In een vrij kleine emmer hadden we een witte plastic zak gehangen en ik had nog een andere plastic zak bij me die ik met een bagagebinder (zo’n elastische 'spin') over de emmer heen kon spannen.

‘s Avonds laat parkeerde ik m’n auto in de al donkere slaap-wijk. Bijna nergens zag ik nog licht branden; ook bij m’n zus en zwager niet. Even keek ik nog of ik boven de lamellen niet zag bewegen, maar nee hoor. Vóór de oprit stond een grote donkere emmer. Ook nadat ik ‘m had opgepakt en in het licht van een lantaarnpaal had neergezet zag ik in die donkere emmer helemaal niks. Ondertussen besefte ik wel dat ik me verdacht gedroeg in de verder doodstille wijk. Want wie verwacht er nou dat er op dat moment een vent in z’n eentje vis aan het overschenken is? Omdat het in één keer (in het donker) leegschenken van de grote donkere emmer in die kleine emmer niet ging lukken besloot ik om steeds kleine scheuten (blubber)water over te schenken, dan te bekijken of er vis bij zat, en zo niet het water in de goot te spoelen. Steeds weer zag ik geen enkele vis, tót ik op een gegeven moment in de grote donkere emmer een hoop gespartel hoorde. Toen lukte het me de ene emmer leeg te kiepen in de ander. Met de bagagebinder spande ik er een plastic deksel overheen en nadat ik de grote emmer had teruggezet keek ik schichtig rond me heen, liep ik naar m’n auto en zette ik het emmertje met m’n vangst stevig vast voor de achterbank. Daarna ging ik er vandoor als een (vissen)dief in de nacht.

Ja, hoe langer ik erover nadenk: dat nachtvissen is wél wat voor mij. Niet op potvissen natuurlijk, maar op emmervissen...

Geen opmerkingen:

Een reactie posten