donderdag 10 juli 2014

Smikkelaar

'Zou Albert Heijn die oranje tompoucen nog hebben?' vroeg ik me net af, terugdenkend aan de wedstrijd tegen Argentinië van gisterenavond (en vannacht). We moeten immers zaterdag nog tegen Brazilië en die lekkernijen kunnen voor een smikkelaar als ik niet lang genoeg in de winkel blijven liggen (mits ze met enige regelmaat ververst worden natuurlijk). 

Vorige week trakteerde ik -samen met een collega - op kantoor op oranje tompoucen (en wat oranje soesjes voor de minder grote smikkelaars) omdat zij op die dag en ik twee maanden geleden jarig was. 

We wilden eigenlijk op ijs trakteren, maar omdat niet duidelijk was hoeveel mensen die middag daadwerkelijk op kantoor zouden zijn was het risico te groot dat de overgebleven exemplaren smeltend in een prullenbak zouden eindigen óf dat we die zelf ook nog zouden moeten opeten (burp!)

Toen we het over die ijs-variant hadden herinnerde mijn collega me bovendien fijntjes aan een andere keer - alweer enkele jaren geleden - dat ik besloot op ijsjes te trakteren. Vlak naast ons kantoor was net een Kentucky Fried Chicken geopend, waar ze softijsjes verkochten in van die kleine, vierkante eetbare bakjes.

Ik zou de ijsjes zelf wel even gaan halen, was mijn idee. Vragen van collega's als 'zal ik anders even meegaan?' beantwoordde ik met een vriendelijk (en stronteigenwijs) 'nee bedankt hoor, is niet nodig'. Ik kon toch zelf wel even een paar ijsjes halen zeker!? Maar onderweg naar de KFC vroeg ik me al wel af hoe ik die softijsjes eigenlijk zou moeten vervoeren. Je propt ze namelijk niet even in een papieren zakje ofzo... Afijn, ik zou wel zien.

'Lukt het zo?' vroeg de ijsverkoopster even later op het moment ik een dienblad met een stuk of tien topzware softijsjes voorzichtig optilde. 'Natuurlijk!' probeerde ik resoluut te zeggen (maar ik weet zeker dat het niet zo klonk). 

Ik liep de zaak uit richting de draaideur...! Daar schuifelde ik wonder boven wonder succesvol door, maar buiten merkte ik pas dat er eigenlijk best veel wind stond. 
Als een kaartenhuis stortten de ijsjes een voor een om, waarbij sommigen op het dienblad bleven liggen maar ook enkelen op de stoep belandden. 'Nou euh, laat maar liggen', dacht ik en ik keek naar de vijfde verdieping van ons kantoor waar ik zo gauw niemand zag, maar ik voelde dat ik achter die spiegelende ramen hartelijk werd toe- of uitgelachen.

Toen ik bij ze arriveerde bleek dat ze mijn gestuntel inderdaad gierend hadden gadegeslagen. Ze hadden het er warm van gekregen. Nou dat kwam dus mooi uit. Voor hen was het ijsje van harte welkom. En er waren gelukkig ook toen een paar minder grote smikkelaars, die het helemaal niet erg vonden dat ik geen ijsje voor ze had. Mijn 'wiebelact met dienblad vol softijsjes' was mijn traktatie aan hen.