Het was half november en ik liep met m’n collega het Rotterdamse stadhuis in. We hadden een overleg met onze wethouder. Ik ken er de weg als m’n broekzak, maar hij wist niet waar we moesten zijn. ‘Maar hèm ken ik wel’, zei hij toen we de monumentale trappen in de grote hal opliepen. Ik draaide me om en keek naar wie hij wees. Een man met een hoed op zijn gelakte haar, strak in het pak en met een zonnebril op. Daar stond Jules Deelder, te wachten in de hal tot hij zou worden opgehaald.
‘Hij woont bij mij in de buurt’, zei m’n collega. ‘Volgens mij wordt hij over een paar dagen vijfenzeventig’, reageerde ik, omdat ik dat in de krant had gelezen. We concludeerden dat de náchtburgemeester van Rotterdam daarom waarschijnlijk een afspraak met zijn dág-collega zou hebben. Wat me opviel dat de flamboyante dichter zo klein en tenger was.
We liepen verder en inderdaad zag ik een paar dagen erna een uitgebreid verslag van een gesprek tussen Aboutaleb en Jules in het AD. Nu, in deze laatste dagen van het jaar, staat Jules zelf niet in diezelfde hal van het stadhuis, maar staat zijn foto er op een tafeltje, naast het condoleanceregister.
Zoiets doet je in deze tijd van terug- en vooruitblikken weer beseffen hoe vergankelijk alles is en hoe belangrijk het is dat we er samen wat van proberen te maken op deze planeet. De nachtburgemeester mag er dan niet meer zijn, maar dag én nacht staan er spreuken van hem op verschillende gevels in Rotterdam. ‘De omgeving van de mens is de medemens’ is wel een van de meest rake spreuken.
Pas dus goed op elkaar in 2020! Alvast alle goeds toegewenst!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten