donderdag 30 augustus 2018

Daklopers

Het is eind augustus en de dagen worden rap korter. De RTL-weervrouw had het erover dat de meteorologische herfst eind deze week al begint. En blijkbaar vinden enkele supermarkten het daarom nu al al hoog tijd dat de pepernoten in de schappen moeten liggen. Alsof de stoomboot al is gesignaleerd in het nauw van Calais! Nou moet ik eerlijk zeggen dat wij een paar dagen terug al wél een paar mannen op het dak van ons huis zagen lopen. Niet om alvast kadootjes in schoorsteen te gooien, maar om zonnepanelen te plaatsen.

Dat was trouwens best een spectaculair gebeuren. Als ware zw pieten liepen ze over het schuine dak alsof het een plat dak was, met de zware panelen op hun rug en schouders.

En wat werkten die twee jonge panelen-plaatsers hard zeg! Om 8 uur ‘s morgens stonden ze voor onze deur en zo’n vijf en een half uur later was de klus al geklaard, inclusief alle aan te brengen elektrische voorzieningen.

Dus wat ons betreft mag die mooie nazomer nu komen, zodat we optimaal energie kunnen opwekken.
Ik neurie dan vrolijk ‘Here come the Sun doo-doo doo-doo’, want ik wil nog helemaal niet dénken aan het seizoen van ‘hoor de wind waait door de bomen’.
Mensen die zingen ‘hier in huis zelfs waait de wind’ zijn trouwens sowieso niet duurzaam en milieu-verantwoord bezig.

Als ik hen was zou ik de boel eerst maar eens goed gaan isoleren voor ik over zonnepanelen ging nadenken...

donderdag 23 augustus 2018

Jobs

Een poosje terug las ik de biografie van Steve Jobs, een van de oprichters van Apple. Het boek laat niet alleen zien wat een geniale zakenman en moeilijke en onaangename kerel hij was, maar neemt de lezer ook mee door de geschiedenis van de ICT-technologie van de afgelopen decennia. Het boeide me en ik leende het deze vakantie daarom uit aan m’n zwager, die erg in ICT geïnteresseerd is.

Een paar dagen terug waren we in Düsseldorf en zei hij tegen me, terwijl we een Apple-store passeerden, dat hij net bij het hoofdstuk was waar het ging over het wereldwijd opzetten van die winkels door Jobs. Hij had vanmorgen nog gelezen dat die man zo’n perfectionist was dat hij onder meer vond dat de vloeren van al die winkels dezelfde exclusieve dus peperdure Italiaanse natuurstenen vloertegels zouden moeten hebben. Tja, het mocht wat centen kosten blijkbaar.


Nadat we erna wat hadden gedronken op een terrasje aan de Rijn liepen we met onze aanhang weer richting ‘die Altstadt’, toen ik aangesproken werd door een man, die vroeg of ik ‘German or English’ was. ‘No and no’ zei ik, en ik wilde eigenlijk weglopen omdat we die dag al een paar keer waren aangesproken door mensen die geld van ons wilden. ‘I think I have I seen you somewhere before’, zei hij echter. ‘And you look exactly like Steve Jobs!’ Ik lachte wat en antwoordde iets als ‘I wish I had his money’ en groette hem. Maar ik was vooral verbaasd. 

De dag erna wilde ik op de camping dit stukje tikken, relaxed zittend in het zonnetje naast de tent. Maar waarom kreeg ik het scherm van m’n (door Jobs bedachte) iPad nou niet lichter? Kwam het nou door de zon dat het scherm zo donker leek? Aan de instellingen van m’n tablet leek niks te mankeren. En ik zit er toch wel vaker in de zon van te lezen of op te tikken!? Uiteindelijk stapte ik maar de schaduwrijke tent in en ontdekte ik dat ik m’n zonnebril op had. Logisch dat het scherm donker lijkt. Nee, dat geniale van Jobs heb ik niet. En wat het uiterlijk betreft vind ik het zelf bij nader inzien ook nogal meevallen...

Als ik dit stukje op internet plaats hebben we onze kampeerplaats inmiddels verlaten, is mijn ‘laatste dagen van de vakantie-baardje’ er af en zit m’n eerste werkdag er alweer op. Jammer, maar helaas. I have a Job to do!

donderdag 16 augustus 2018

Ola

Vooral in het begin van onze vakantie, toen de 35 graden regelmatig werd overschreden, ging er geen dag voorbij zonder een ijsje. We haalden soms schepijs bij de camping-kantine, maar met enige regelmaat kwam er ook een knul met een Ola-karretje langs de kampeerplekken lopen. Hij had niet alle soorten ijsjes bij zich, maar nam telkens uitgebreid de tijd om op de poster aan te wijzen welke ijsjes hij wel en niet had.



Wanneer ik een Ola-ijsje koop en ik zie die poster met welke soorten men verkoopt denk ik vaak terug uit de ijsjes uit mijn jeugd. Vooral aan die van Ola, het merk dat ook in die tijd - ondanks de concurrentie van Caraco (Mexicaantje, oranje hoed, Caraco-ijs, geweldig goed) en het Belgische IJsboerke - het populairst waren. Toen ik het er een paar dagen terug met Wilma over had vroegen we ons af wat ook al weer onze favoriete ijsjes waren in de tijd dat Magnum nog niet naast de Cornetto’s stond, maar thuishoorde in het rijtje van Starsky and Hutch en Miami Vice. Wilma noemde klassieke waterijsjes als bijvoorbeeld de dubbellikker, maar ik moest er toch wel even goed over nadenken (wat overigens af en toe geen kwaad kan in vakantie-tijd).

‘Ons’ ijs- en patatloket begin jaren ‘80

Ik probeerde de Ola-poster voor de geest te halen die hing bij het ijs- en patatloket van de camping waar we de zomerweekends destijds doorbrachten. Op een gegeven moment zag ik in gedachten naast de gouwe-ouwe Raket en onverwoestbare Split de Choco Rock verschijnen; een gewoon roomijsje met een dun laagje chocola eromheen. Tijdenlang was deze bescheiden versie van de latere Magnum mijn favoriet. Op één zomer na; toen de Choco Advocaat aan het assortiment was toegevoegd; een zelfde soort ijsje met geel advocaat-ijs. Maar ik vermoed dat het toch weinig succesvol was, omdat het in no-time weer van de kaart was gehaald. 

Tja, zo gaat dat nou eenmaal. Of je nou advocaat heet als trainer of advocaat bent als Bram of als Ola-ijsje, als het niet lekker meer loopt wijzen ze je ijskoud het gat van de deur of van de vrieskist...






donderdag 9 augustus 2018

Fietsen en onthaasten

Ondanks de hitte fietste ik vorige week door Duitsland, België en Nederland. Daarbij gebiedt de eerlijkheid me te zeggen dat ik dit jaar kampeer op het smalste stukje van Nederland; in Echt, vlakbij Roermond. En vlakbij plaatsjes als Thorn (het witte dorp) en Ohé en Laak, liggend bij grote waterpartijen langs de Maas. Wat een mooi stukje Nederland is dat! Het voelde alsof de tijd er decennia heeft stilgestaan. Ergens onderweg kwam ik erachter dat de route naar België eindigde bij een pontje, dat fietsers en wandelaars de grens overzette. Omdat ik de bui al zag hangen (spreekwoord uit de tijd dat het nog wel eens regende) vroeg ik een man en vrouw die mij tegemoet kwamen fietsen of je op het pontje contant moest afrekenen. Dat bleek het geval, en omdat ik zelden los geld bij me heb (en op dat punt hardleers ben) wilde ik al rechtsomkeert maken toen de man me zei dat hij mijn overtocht wel zou betalen. Ik stribbelde nog tegen (hoeft niet, niet nodig hoor etc..), maar zijn vrouw dook al in haar portemonnae en stond erop dat ik het geld van haar aannam.

Van dat soort dingen wordt een mens toch blij!? Steeds meer daalde het vakantiegevoel op me neer. En bovendien bleek het samen met andere fietsers en wandelaars wachten op het ‘grens-pontje’ het ultieme onthaast-remedium.


Want dat onthaast-gevoel was ‘s morgens nog niet bij me aanwezig geweest. Toen de thermometer hard op weg was om de 37 graden aan te tikken had ik besloten om naar het dorp te wandelen om een fiets te huren. Het advies van Wilma om dat met deze temperaturen niet te doen had ik in de wind geslagen (spreekwoord uit de tijd dat het nog wel eens waaide), dus zo’n twintig minuten later stond ik in de Profile-fietswinkel te wachten tot ik aan de beurt was. En dat wachten duurde lang, want de verkoper stond uitgebreid uit te leggen hoe de net verkochte E-bike werkte en de verkoopster was aan een jong stel met klein kind een kinderfietsje aan het verkopen. Een derde medewerker stond onverstoorbaar aan een aan het plafond gehangen fiets te sleutelen, maar toen hij me na een half uur nog altijd zag staan wachten besloot hij naar me toe te lopen. 

‘Ik wil graag voor een dag een fiets huren’, zei ik hem, waarop hij vriendelijk doch beslist antwoordde dat ik dan toch echt bij de kinderfiets-verkoopster moest zijn. Ik ging er dus maar even bij zitten, en terwijl ik onder m’n shirt de straaltjes zweet over m’n rug voelde glijden bekroop mij een ‘dag-man-achter-het loket’-gevoel. U weet wel, die Wim Sonneveld-sketch waarin een postzegelverkoper een klant onnodig veel vragen stelt over het soort zegel dat de klant wenst (kleur, grootte, soort afbeelding) en of hij hem nog met iets anders van dienst kan zijn. Deze fietsverkoopster deed daar voor mijn gevoel nog eens een schepje bovenop, overigens tot volle tevredenheid van het kind en haar ouders. Het ging wel een kwartier over de kleur en het patroon van snelbinders en daarna net zo lang over de soort bel, over het slot en ga maar door. 
Deze ongeduldige randstedeling zat zich op te vreten, want vond het doodzonde van z’n schaarse vakantietijd. Ik besloot daarom eerst maar wat andere boodschapjes te gaan doen, een stukje verderop. 

Maar toen ik een half uur later terugkwam bleek de situatie nog nauwelijks te zijn veranderd... De verkoper was nog niet klaar met de uitleg over de E-bike, de sleutelaar sleutelde rustig verder en de kinderfietsverkoopster legde uit hoe de rem werkte en vroeg of het zadel nog op een andere hoogte moest worden gezet. Ik besloot dus maar weer te gaan zitten en er restte me niets anders dan me maar aan het Limburgse tempo aan te passen. 

Toen ik eindelijk aan de beurt was verontschuldigde de verkoopster zich voor het feit dat het zo lang had geduurd. ‘Maar ik vind het altijd zo’n feestje wanneer zo’n kind een fiets van haar ouders krijgt. En zag u hoe blij ze ermee was?’ Ik gaf ze gelijk er draaide - zonder dat ik het liet merken - helemaal bij. ‘Ik zag het mevrouw, en dat lange wachten is geen enkel punt hoor. Ik heb vakantie dus heb alle tijd!’


Ondertussen realiseerde ik me dat Dumoulin ook uit deze streek komt. Misschien heeft deze mevrouw hem destijds wel z’n eerste fietsje verkocht. En als die ongeduldige klant die toen stond te wachten iets meer geduld had gehad, had ze duidelijker kunnen uitleggen hoe de versnellingen werkten en was hij in 2018 misschien wel Tour-winnaar geworden...

donderdag 2 augustus 2018

Karren

Nu deze zomer de ene hittegolf nog niet is afgelopen als de volgende al is begonnen worden we er steeds op gewezen dat we goed op de ouderen moeten letten. Ze moeten genoeg (water!) drinken en zich niet te veel inspannen. Ik weet niet wanneer officieel sprake is van ouderen, maar ik ga er gemakshalve maar van uit dat wij als 55-plussers nog niet tot die categorie behoren. Mijn ouders van boven de tachtig vanzelfsprekend wel, maar wanneer ik ze spreek heb ik de indruk dat ze de hogere temperaturen gelukkig prima kunnen ‘handelen’, mede dankzij hun ‘s zomers koele huis.

Maar omdat de boodschap zich - veronderstellen wij - niet beperkt tot oudere ménsen hebben we voordat we op kampeervakantie gingen voorzorgsmaatregelen genomen voor onze oude jack russel. Moos is inmiddels vijftien en is omgerekend naar mensenjaren al te oud voor omroep MAX. We doen hem danook geen plezier om met temperaturen van boven de 30 graden een of andere toeristische bezienswaardigheid te doorkruisen. Bij een lange wandeling dribbelen z’n pootjes steeds minder snel. En om ‘m nou hele enden te gaan dragen...

Wilma herinnerde zich dat haar broer thuis nog een boodschappentrolley (zo’n tas op wieltjes) had staan, die van haar moeder was geweest. Misschien kon daar op een of andere manier een karretje van worden gemaakt. Dat idee sprak me aan, ook omdat ‘een karretje voor op de camping’ nostalgische gevoelens bij me oproept. 
In de jaren zeventig fabriceerde m’n vader van een oude step (of kinderfiets) een kar waarmee we ‘s zomers op de camping in Brabant tassen of jerrycans, maar ook kinderen konden vervoeren. Bij langere fietstochten werd zo’n kar dan aan een bagagedrager vastgemaakt en nam mijn jonge broertje erin plaats. Daarom kreeg het fabrikaat van m’n vader al gauw de naam ‘ver-weg-kar’. Op een gegeven moment had m’n pa ook een kleinere variant gemaakt, die mee kon naar zuideuropese vakantiebestemmingen. Tijdens wandelingen door toeristenstadjes zat m’n broertje dan in de met kunstleer beklede ‘ontzettend-ver-weg-kar’. Het enige nadeel was dat de kar, wanneer er niemand in zat, vanaf een afstand niet als zodanig herkenbaar was. Een vriendin van m’n zus zag destijds een stukje van onze super8-vakantiefilm en vroeg zich af waarom wij met een grasmaaier door een Frans bergdorpje liepen...

Maar goed: terug naar nu. Nadat we de boodschappentrolley bij m’n zwager en schoonzus hebben opgehaald heb ik de tas van het frame gehaald en er een kratje op-gemonteerd. We hebben thuis een paar keer proef-gelopen, waarbij Moos vooral in het begin nóg dommer keek dan hij normaliter doet. Maar alles went, en dus loop ik nu een paar keer per dag met een hond naar het hondentoilet óp of de uitlaatplaats net buiten de camping. Ik ben er daarom nog niet uit of het nou een dichtbij- of beetje-verder-weg-kar is. Maar in ieder geval hebben we wel veel bekijks. ‘O, dat wil ik straks ook wel!’ wordt vanaf veel kampeerplekjes geroepen als ik het karretje voortduw waarin Moos zit alsof hij Paus Franciscus zelf is. Misschien is ‘Moosmobiel’ wel de beste naam voor de kar...