Na onze werkdag hadden mijn collega Ingrid en ik om 5 uur nog een overleg op (eigenlijk 'in') het Rotterdamse stadhuis. Omdat we iets te vroeg waren besloten we even te wachten in de 'bodekamer'; een soort wachtkamer tegenover de kamers van de wethouders.
Het stadhuis is de afgelopen jaren flink gerenoveerd en ik sprak mijn bewondering uit voor de stijlvolle ruimte. 'Ja, dat is heel wat anders dan toen jij hier werkte. Toen hingen hier nog van die kroonluchters,' hoorde ik achter me. Ik keek om en zag een in keurig wit overhemd met zwart gilet gestoken bode die me vriendelijk aankeek. Kende die man me nog van vroeger?
Hij zag de verbazing op m'n gezicht. 'Ik was nog een jong broekie toen ik hier kwam werken,' zei hij. 'En jij werkte bij Openbare Werken op de derde etage,' ging hij verder.
Hij kende me nog uit het begin van de jaren tachtig, toen ik inderdaad op het stadhuis werkte! Ik ging er gemakshalve maar even van uit dat hij me herkende omdat ik in die 34 jaar geen steek ben veranderd...
Ondertussen herinnerde hij me er aan dat we destijds in de pauzes tafeltennis speelden op de zolder van het stadhuis.
Dat was inderdaad het geval. Daar waar nu in vergaderkamers en in de kantine wordt gewerkt en gegeten was toen een grote rommelzolder die wij wisten te bereiken via een soort geheim trappenhuis. En tussen allerlei oude archiefstukken (lees: zooi) stond inderdaad een tafeltennistafel waarop wij een afdelingscompetitie speelden.
Ik vind het nu een onvoorstelbaar idee, maar het was echt zo. Het was achteraf bezien sowieso een bijzondere tijd. Een kleine informele organisatie een een werkdruk die met geen mogelijkheid te vergelijken is met vandaag de dag. Een tijd zonder email, zonder internet, zonder pc. Zelfs van een fax hadden we nog nooit gehoord.
Knippen en plakken was nog geen functie in Word maar deed je met een schaar en een pritt-stift, zodat de secretaresse alles in de goede volgorde kon typen.
Een van hen had zelfs een elektrische typemachine! Maar dat was - op de telefoon en de deurbel na - dan ook wel ongeveer het enige elektrische apparaat in het hele stadhuis.
Begin jaren tachtig was er zelfs nog geen koffieautomaat. Drie keer per dag kwam er een koffie'dame' met een rammelkarretje door de gang die hard 'KOFFIE!!!", riep en waarbij je in ruil voor een bonnetje een bakkie kon krijgen.
Daaraan terugdenkend zakten we aan het eind van de werkdag onderuit in de luxe zetels in de bodekamer en schonk m'n oude-vertrouwde bode een voortreffelijke cappuccino voor ons in.
'Ik mis alleen het koekje!' zei Ingrid gekscherend.
'Dat komt zo bij het tweede bakje', was de reactie, en even later stond er een schoteltje met zes koekjes voor onze neus.
En zo slaagde de bode (tegen wie ik inmiddels had gelogen dat ik hém nu toch ook wel weer herkende) er prima in om de informele sfeer van de jaren tachtig weer terug te brengen.
Ik weet echt niet meer of hij in 1981 goed of slecht serveerde tijdens het tafeltennis, maar vandaag was z'n service onovertroffen!