Tot zeer laat hoorden we, terwijl we voor onze tent wat zaten te lezen, gepraat en gegiebel vanuit het tentje komen. Vooral de avond dat we bij het Schnitzel-paradies hadden gegeten, en de jongens zich te buiten waren gegaan aan de knoflooksaus, was er in de tent sprake van veel geluid, gelach en hilariteit. En wanneer we streng (maar met een glimlach) aangaven dat het nu toch echt afgelopen moest zijn, was het inderdaad even stil maar hoorden we de heren daarna toch weer zachtjes fluisteren. Wanneer je in zo'n tent ligt realiseer je je nou eenmaal niet dat het dunne tentdoek ieder geluidje doorlaat.
Ook wij hadden toen niet door dat alles buiten de tent goed te horen was. Wanneer mijn vader - voor hij ging slapen - nog even de caravan uitstapte en volgens goed gebruik als een trompetter zijn neus snoot, schrokken we ons wild en realiseerden we ons de gehorigheid in deze late uren. Dan zei m'n vader iets als 'jongens, het is al hartstikke laat. Ik wil jullie nou niet meer horen'. Dus behandelden we vlug nog even - met Pelleboer-accent - het weer van morg'n en verzonnen we snel (zoals de echte weerman ook altijd deed) een weerspreuk. Ik kan me die spreuken niet meer herinneren, maar iets als 'blijft die herrie in de tent nog lang duren, dan krijgen we een hoop gedonder de komende uren' zou een toepasselijke zijn geweest...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten