donderdag 28 november 2013

Victoriaans

Je hoort vaak dat wanneer kinderen de stap van de basisschool naar het voortgezet onderwijs hebben gemaakt, de band tussen de ouders en de school veel minder sterk wordt. En het is natuurlijk ook goed dat daar waar je je kind in groep 1 van de basisschool nog persoonlijk afleverde bij de juf (en daarna voor het raam nog wat zwaaide), je hem of haar tien jaar later meer z'n eigen plan laat trekken. En inderdaad hoeven we niet meer z'n handje vast te houden wanneer er bijvoorbeeld een man met een mijter en baard (vergezeld van een paar al dan niet gekleurde Pieten) aan alle kleintjes cadeautjes, snoepgoed, maar ook de zenuwen geeft.

Maar omdat onze zoon Tweetalig VWO doet worden we als ouder nog regelmatig op school uitgenodigd om (Engelstalige) presentaties of voorstellingen bij te wonen.
De laatste anderhalf jaar hebben we al 'several plays and presentations' mogen aanschouwen, met onze zoon als 'actor'.
Afgelopen maandag was wat mij betreft het hoogtepunt op dit gebied. Twee Engelse acteurs van The Phileas Fogg Theatre Company gaven de kinderen van klas 2 in het bijzijn van hun ouders acteerles, waarna ze met z'n allen een zeer vermakelijke voorstelling op de planken zetten.
'Little Victorians' heette het stuk en het ging over de (verschrikkelijke) manier waarop men in de Victoriaanse tijd kinderen behandelde.

Ze maakten op een speelse wijze duidelijk dat een mensenleven, en zeker een kinderleven, in die tijd vrijwel niets waard was.
Van jongs af aan moesten kinderen werken in de mijnen of ze werden de straat op geschopt om te bedelen, waarbij ze soms zelfs bewust werden verminkt om meer medelijden op te wekken.

Enfin, voor ik te lang bij deze gruwelijkheden blijf hangen:
op deze novemberavond in 2013 realiseerde een ieder zich hoe goed we het vandaag de dag (aan deze kant van de wereld) hebben.
Ook de acterende kinderen zijn hun leraren vast wat meer gaan waarderen, wanneer ze hen vergelijken met de door de acteur neergezette 'teacher' uit de Victoriaanse tijd (hij was verkleed als Meester Kwel uit de vroegere Billy Turf-strips, compleet met zo'n zwarte square cap op z'n hoofd en een stok om te slaan).

En wij als ouders komen vast en zeker vrij redelijk over, vergeleken met de tiranie waar de kinderen vroeger mee te maken kregen.
Al was het toen we maandagavond thuiskwamen wel vrij laat geworden en moest zoonlief vrijwel meteen naar bed...
Zonder stokslagen trouwens, dat dan weer wel.

donderdag 21 november 2013

De Spaanse brommer

Onlangs genoot ik samen met nichten Edith en Petra, neef René en zus Nicole van een etentje bij restaurant Mexicano op het Rotterdamse Schouwburgplein.
Het was een geslaagde avond, waarop we tijdens het verorberen van allerlei kleine hapjes lekker konden bijkletsen én herinneringen ophaalden. Meestal herinneren anderen me op dat soort momenten aan zaken die ikzelf was vergeten, maar nu verraste ik m'n neef met een gebeurtenis van begin jaren 80 die hij zich niet meer kon herinneren.

Een paar dagen ervoor sprak ik in 'Eten uit je Eigen Stad' een collega over zijn hobby motorrijden en hoorde ik mezelf zeggen dat ik nooit wat met motoren of brommers heb gehad, maar dat ik er vroeger wel van kon dagdromen om later ooit met een motor naar Zuid-Spanje af te reizen. En terwijl ik dat zei zag ik mezelf ineens ergens in een Spaans gebergte op een brommertje rijden, met René naast me.

We vierden vakantie in Llorret de Mar en omdat mijn zus en haar (toen aanstaande) man een feest organiseerden in het in het binnenland gelegen Banyoles hadden we twee brommers gehuurd om de zestig kilometer tussen die plaatsen te overbruggen. De bergweggetjes waren smal en steil en vergden het uiterste van ons en onze gammele brommers.
En toen we na een paar uur, op ongeveer twee-derde van de rit, Gerona binnen-tuften hield mijn brommer er prompt mee op. De brommerverhuurder even bellen was niet zo eenvoudig, want van een mobieltje had nog niemand gehoord. Na lang zoeken vonden we een telefooncel voor een groot bankgebouw. Voor ik die cel instapte nam ik de straatnaam goed in me op, om aan te geven dat we daar konden worden opgehaald. Maar de telefoon bleek kapot en we moesten, ondertussen de brommer voortduwend, op zoek naar een andere cel. Er ging wat tijd voorbij, maar uiteindelijk troffen we een wel werkend exemplaar. Ik belde met de verhuurder, die zei dat hij eraan kwam, maar dat het nog wel een poosje zou duren voor hij helemaal in Gerona was. Pas veel later schrok ik, omdat ik me realiseerde dat ik per abuis de straat van die andere telefooncel had doorgegeven. Hij zou ons dus nooit kunnen vinden! Ik besloot nogmaals te bellen, maar kreeg te horen dat de chauffeur al onderweg was. En dat was het moment dat we op het geniale idee kwamen dan toch maar weer op zoek te gaan naar de plek van die niet-werkende telefooncel.

Nadat we die weer hadden gevonden zagen we het langzaam donker worden en dachten we aan het feest dat kilometers verderop inmiddels zonder ons was gestart. Na lang wachten kwam er een man in een busje die me vertelde dat ik m'n brommer achterin kon proppen. Voor de brommer van René was helaas geen plek, dus die moest in z'n eentje de terugweg afleggen via de inmiddels pikkedonkere en dus gevaarlijke bergweggetjes. Zittend in de auto, naast de Spaanse chauffeur, zag ik hoe link die weggetjes waren. Vooral bij bruggetjes over riviertjes of ravijnen was de weg steeds versmald, wat er in het donker levensgevaarlijk uitzag.

Nadat de chauffeur mij aan de rand van Llorret had afgezet heb ik lang naar het donkere gebergte staan kijken, in de hoop dat ik ergens een brommerlampje zou ontwaren. Na een poosje hoorde ik in de verte een brommergeluidje, dat vanlieverlee dichterbij kwam. We waren beiden weer heelhuids terug. Maar brommer-rijden zou dus nooit mijn hobby worden...

Terug in de hotelkamer trof ik een briefje van de receptie aan met het verzoek mijn zwager terug te bellen, want ze hadden ons daar gemist op dat gezellige feest.

Anno 2013 kon René zich de heikele onderneming niet meer herinneren. En ach, eigenlijk is dat beter dan dat hij er nu nog over zou lopen brommen...

donderdag 14 november 2013

Sam en Moos

Sinds een paar dagen hebben we er een huisgenoot bij. Afgelopen zondag haalden we Sam op vanaf zijn geboortehuis in Ossendrecht, bijna letterlijk op de Belgische grens.

Sam is een speels, nog klein rood katertje dat sindsdien voortvarend ons huis aan het verkennen is.

Hij kruipt in de koelkast en in de vaatwasser en klimt met enige regelmaat met een rotvaart in mijn spijkerbroek, vooral wanneer ik aan het aanrecht bijvoorbeeld het ontbijt maak.
Heerlijk hoor, zo'n onschuldig en fanatiek beestje.

Natuurlijk heeft ook Bastiaan er de grootste lol in wanneer Sam speelt met de door Wilma gehaakte speelattributen, of met zijn eigen staart(je). Ook heeft hij bewegende cursor op het het pc-scherm al ontdekt en vindt hij de iPad interessant. Vooral het app'je met een bewegende muis vindt Sam geweldig. Het triggert zijn jachtinstinct...

Een zorgpunt is wel dat onze soms wat jaloerse jack russel Moos de aaibare nieuwkomer al een paar keer te grazen heeft genomen.
Het vergt van ons nog wel wat werk voordat we -zeg maar- Sam en Moos gezellig samen over de Kalverstraat kunnen zien lopen...

Eigenlijk zou het ideaal zijn wanneer onze jack russel zijn jachtinstinct zou kunnen botvieren op een virtuele kat op 'n (van een stevige beschermhoes voorziene) iPad, in plaats van op ons nieuwe kroel-huisdier.

Van onze 'adorable little aai-pet' moet-ie in ieder geval afblijven!

donderdag 7 november 2013

Leger

Onlangs moest ik voor m’n werk in Den Haag zijn en bleek het adres vlakbij de kazerne te zijn waar ik begin jaren tachtig een groot deel van mijn militaire dienstplicht vervulde. Omdat het lunchtijd was en ik wat te vroeg op de plaats van bestemming was, besloot ik naar die kazerne te lopen om wat herinneringen aan die alweer lang vervlogen tijd op te snuiven.

Overdag even bijkomen van die
(in)spannende nachtelijke wachtrondes
Destijds bevond zich aan de ene kant van de Van Alkemadelaan de Frederikskazerne (waar ik was ‘gelegerd’) en aan de andere kant de Alexanderkazerne, waar net achter de poort het gebouwtje was waar we onder andere de tijd doorbrachten tussen de verschillende wachtrondes die we moesten lopen en het ‘op wacht staan’. Beelden kwamen weer bij me terug van hoe ik als dienstplichtvervullend soldaatje in de houding moest springen wanneer een militair met strepen of sterren op z’n schouder m’n wachthuisje passeerde. En hoe ik ’s avonds laat ergens achterin het kazerneterrein aan de rand van een bos me (leger)groen en geel stond te vervelen omdat er vrijwel geen mens langs kwam (en ik daarom stiekem naar een radiootje stond te luisteren…). 
Wanneer ik dan werd afgelost en terug mocht naar het wachtlokaal stonden daar soms wat bijna-leeggegeten en koud-geworden pannen, omdat ik de pech had gehad dat tijdens mijn wachtcorvee het eten was gebracht (en genuttigd door mijn collega’s). En dan was er nog de mogelijkheid om ’s nachts even te slapen op een van de bedden, tussen de stapels zweetlaarzen en –sokken van mijn mede-soldaten.

Met wat fantasie lijkt het hier net echt...
Overdag deed ik wat administratief werk. En dat was een luizenbaantje, realiseerde ik me al wandelend terwijl ik een hapje van mijn boterham nam en een slokje melk dronk. Overigens passen de woorden ‘melk’ en ‘dronk’ niet bij elkaar in een tekstje over m’n diensttijd. In een stukje over het leger hoor je ‘drinken’ niet te associëren met de witte motor, maar met de alcoholische sloper. 
Vooral tijdens de eerste twee maanden van mijn dienstplicht, die ik in de (inmiddels ook gesloopte) Generaal Spoorkazerne in Tilburg doorbracht, ging het er heftig aan toe. Ik zat daar met een stel Tukkers en Achterhoekers, en die wisten wat ‘zupen’ was. En ik als randstedeling kon daarbij natuurlijk niet achterblijven, dus heb daar avonden meegemaakt die in een doorsnee aflevering van 'Oh oh Cherso' niet zouden misstaan.

Maar onder het motto ’s avonds een vent – ’s morgens een vent heb ik geen enkele ochtend verstek laten gaan en verscheen ik elke dag op tijd op het appél, ook wanneer we erna een rondje stormbaan deden of schiet- of handgranaatwerp-les kregen. 
Eén keer had ik het mezelf overigens wel heel erg lastig gemaakt. Met een mega-kater en dus kotsmisselijk stuurde ik een 4-tonner door de Tilburgse binnenstad, met een rijinstructeur naast me. Het gistte in mijn maag en ik had het idee dat ik ieder moment over mijn nek kon gaan, maar liet niets blijken. Totdat we op vliegbasis Gilze-Rijen waren en de instructeur even uitstapte om wat op te halen.

De net niet ondergespuugde viertonner
Nadat hij de deur van de vrachtwagen dichtgooide zwiepte ik snel de andere open en ging meteen over mijn nek in het gras langs de kant van de weg. Voordat de instructeur weer instapte zat ik alweer op mijn plek, alsof er niets gebeurd was. Met een ietwat viezige smaak in mijn mond, maar de net nog gistende maag van deze soldaat was gelukkig… leger.