donderdag 15 juli 2010

Duik

Onlangs bezochten we openluchtzwembad Splash bij het Brabantse Hoeven. In mijn jonge jaren bracht ik daar - toen het nog Bosbad Hoeven heette – vele zomerse weekenden door. Vanaf zeg maar 1970 tot 1980 hadden mijn ouders een stacaravan op de ernaast gelegen camping.

Het is dan toch wel bijzonder om dertig jaar later met je zoon te lopen op al die plekken waar veel voetstappen van de kind- en puberuitvoering van jezelf liggen. Het was een dag van verfrissende duiken en sentimental journeys. Het loket waar ik als jochie, bibberend met een handdoekje omgeslagen, een zakje paprika chips of een Raket-ijsje (van een kwartje) haalde. Het in de pubertijd favoriete plekje op de zonneweide, vanwege het uitzicht. Het was allemaal niet eens zo veel veranderd, alleen moesten wij het destijds doen zonder spectaculaire glijbanen (met namen als Kamikaze en Anaconda) en klimkastelen in het ondiepe bad.

Wel waren de duikplanken nog dezelfde als in mijn jeugd. Bastiaan stelde voor om ‘van de hoge’ te gaan en toen ik hem zei dat hij dat toch nog nooit gedaan had, antwoordde hij ‘maar eens moet toch de eerste keer zijn?’ Dus besteeg ik, met zoonlief voor me, het smalle trappetje van de hoge duikplank. Tijdens de warme zomers in de jaren 70 ben ik vele tientallen keren van die plank gesprongen en gedoken. In het begin van het seizoen nog wat schuchter, maar eind augustus op de meest vreemde manieren. Natuurlijk is het toen nooit in m’n hoofd opgekomen dat ik zo’n 35 jaar later weer op datzelfde plankje, drie-en-een-halve meter boven het water, zou staan. Vlak voor me zag ik Bastiaan stoer naar voren stappen en pardoes naar beneden springen.

Alleen boven achtergebleven vroeg ik me af of ik ging duiken of springen. En ineens dacht ik aan een zwembad in het Belgische Malmedy, waar ik als ventje van 11 de eerste keer van een hoge duikplank dook en plat op mijn buik terechtkwam. Dat zou me op m’n 49ste niet nog een keer gebeuren. Dat zou me daar een 'splash' geven!

Dus sprong ik, al voelde de dag zelf als een heerlijke duik in het verleden.

donderdag 8 juli 2010

Toeter

Gaan we het dan toch meemaken, Nederland Wereldkampioen? Wat staan de verloren finales van 1974 en 1978 me na al die jaren nog goed bij… In 1978 gewoon bij m’n ouders op de bank, met dat imponerende beeld van dat Argentijnse stadion vol blauw-witte papiersnippers, de goals van Mario Kempes en Rensenbrink’s bal op de paal in de laatste seconden.

En in 74 als ventje van 13 in een café in het Spaanse l’Escala.
Samen met m’n neef, ongeveer als enige Hollander tussen allemaal Duitsers. Die penalty van Neeskens in de eerste minuut, de Duitse doelpunten daarna (van Paul Breitner en Gerd Müller) en de frustratie. En na afloop van de finale die uitzinnige Duitsers, zo bezopen als een toeter…

Over toeters gesproken. Het WK van 2010 staat in het teken van de toeter. In Zuidafrika zelf wordt een behoorlijke dosis gehoorschade veroorzaakt door de Vuvuzela en ook in Nederland zelf blazen wij een oorverdovend toontje mee.

Met dit mooie weer kijken we veel wedstrijden van Oranje in de tuin. En om de toeter-herrie enigszins te beperken hebben we afgesproken dat Bastiaan hem vooral gebruikt bij een (Nederlands) doelpunt en na afloop van de (gewonnen) wedstrijd. En dus is het elke Oranje-avond slechts een paar keer een kwartier lang een enorme kolere-herrie, waarbij de toeter ook nog eens met allerlei luidruchtige types in alle andere tuinen van onze wijk communiceert.

En nu maar hopen dat we zondag veel kunnen toeteren. En zo niet, dan ruimt Nederland in korte termijn alle Oranje vlaggetjes, Beesies en Vuvuzela’s weer op. En als iemand de dagen erna over voetbal begint doen we het liefst even of we van toeten noch blazen weten…

donderdag 1 juli 2010

Kruis

Nu mijn ouders bijna klaar zijn met het leegruimen van hun oude huis komen ze op zolder steeds meer dingen tegen die al jaren nutteloos lagen weggestopt. Zo kwamen ze een vrij fors kruisbeeld tegen, dat mijn vader ooit had gekregen na de dood van een tante van hem. Het houten kruis was zo'n 70 centimeter hoog met daarop een bronzen Jezusfiguur van een centimeter of dertig.

Hoewel mijn pa zich afvroeg wat hij er in Godsnaam mee moest, kon hij het niet over zijn hart verkrijgen om het in de kliko te gooien of om het gevaarte (vanwege zijn omvang) als groot vuil bij de stoeprand te zetten. Want ookal is mijn familie niet meer zo beleidend rooms-katholiek (zoals dat zo mooi heet), dit zou toch aanvoelen als een soort van Heiligschennis.

Wilma vond het een mooi ding en dus besloten we het mee naar ons huis te nemen. We waren echt niet van plan het in onze huiskamer te hangen, maar misschien zou het nu bij ons een poosje 'Ons Lieve Heer op Zolder' kunnen spelen...

Een poosje later zaten we in de tuin en wees Wilma me op het kruisbeeld, dat ze op een onopvallend plekje aan de schutting had opgehangen. Ik moest er wat om gniffelen en vond het eigenlijk wel best. Ik kon onmogelijk zeggen dat dat ding enorm storend was en dus echt niet kon, want het bleek er al een paar weken te hangen zonder dat het me was opgevallen.

Dus hangt Jezus nu bij ons buiten, in weer en wind. In de kou, maar ook in het groeizame seizoen van nu. Ik betrapte mezelf er laatst op dat ik uit het raam de tuin inkeek en dacht 'Jezus, wat ziet die tuin er uit, het gras mag weleens gemaaid worden'.